Vele onderwerpen

Het probleem van de veelheid van onderwerpen kwam aanvankelijk alleen via de NFGV-bibliotheek op me af. Mij werd gevraagd een documentatiepool, de Sagemapool, te vormen, te vullen met de abstracts van de belangrijkste artikelen uit enkele tientallen Nederlandse en Engelse tijdschriften ten behoeve van enkele landelijke organisaties op de terreinen van de geestelijke volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening. Voor de ontsluiting kon ik een reeds bestaand trefwoordenregister gebruiken. Ik zag maandelijks honderden artikelen, waaruit ik een selectie van enkele tientallen aankruiste die vervolgens door een thuiswerker van abstracts in het Nederlands werden voorzien. Qua systematiek kwam ik niet verder dan een aantal alfabetisch gerangschikte voorkeurstermen.

De eerste nota die ik in NFGV-dienst schreef, getiteld 'Waarover praten wij?' (1969), ging over een definitie van werkgebieden van de geestelijke gezondheidszorg (ggz). De nota was gespreksonderwerp met de door Pieter Baan geleide Inspectie ggz. Ik las er vooral Arie Querido en Cees Trimbos op na. Deze schreven over de indeling van de (geestelijke) gezondheidszorg in extramurale, semi- en intramurale instellingen en in primaire, secundaire en tertiaire preventie, en .... over de positieve ggz. Het laatste betrof een gebied waarin de grenzen van maatschappelijk verouderde taboes, normen en waarden werden opgezocht. Het ging vaak om sociale actie of het adviseren over door wetgeving gesanctioneerde ethische problemen, zoals
- de strafbaarheid van een volwassen homo die het bed deelt met een nog net niet volwassen homo, art.248bis van de zedelijkheidswetgeving,
- de verruiming van de echtscheidingswetgeving, zodat niet langer door de eisende partij het overspel van de tegenpartij bewezen moest worden,
- de decriminalisering van abortus (baas in eigen buik),
- de beperking van de wetgeving tot hard drugs, oftewel de decriminalisering van de softdrugsgebruiker.

De NFGV participeerde volop in de roerige zestiger jaren van verdediging van mensenrechten (begin Amnesty International), feminisme (Joke Smit), provo, Nieuw Links. Mensen met een psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking hoorden niet langer opgesloten te worden in gesloten inrichtingen. De NFGV-conferentie 'Te gek om los te lopen' in de RAI kende een officieel programma dat halverwege werd afgelast door actievoerders in de zaal. Alles moest anders gaan; er was overigens een draaiboek voor deze 'opstand' ter vervanging van het programma.

De landelijke ggz-bureaus hadden geen van alle ervaring met onderzoek. De personeelsbezetting was er ook niet naar. Juristen in leidinggevende functies hadden de overhand. Bovendien was van de vier sociologen in juniorposities niemand echt onderzoeker.

Het survey-onderzoek in NOBrabant (1968-1973) was een opdracht van het NFGV aan een externe onderzoeker, te begeleiden vanuit een TNO-instituut (Leiden) en - later - een vakgroep sociale psychologie (Nijmegen). Ik was erbij betrokken vanuit de opdrachtgever maar had de start gemist. Het liep niet. Er is een intern rapport 'Aan het front van het psychisch gezondheidswerk' en een artikel (1976) in 'Hulpverlenen en veranderen' van Clemens Hosman en mijzelf: 'Psychische problematiek en de centrale positie van de huisarts'. De verwijsfrekwentie van een huisarts is hoger als deze in de praktijk de nodige psychische problematiek tegenkomt, de nodige kennis van ggz-bureaus heeft (contacten) en een positieve houding heeft t.a.v. ernaar verwijzen. Dit pakket aan voorwaarden toont de complexiteit van het onderzoek. Tegelijk is het helaas een conclusie die als een plausabiliteit kan worden gebagatelliseerd.

Het nog jonge NCGV, dus met de belangenbehartiging in huis, werd gevraagd de tijdsbesteding van de medewerkers van Sociaal Psychiatrische Diensten in kaart te brengen. Het bleek een onmogelijke opdracht, niet alleen omdat de beschikbare sociologen het over de aanpak niet eens werden, maar ook door de weerstand bij de professionele hulpverleners (en hun belangenbehartigers) het eigen functioneren in tijdsdelen uit te drukken. Je moet bedenken dat tijdregistraties omstreeks 1973 nog nauwelijks bestonden.

In Haarlem entameerde midden jaren 70 een medisch directeur van een algmeen ziekenhuis een psycho-hygiënisch onderzoek, uitgaande van de professionele hulpverleners van de PAAZ. Zij moesten toch in staat zijn de vaak eenzijdig somatische gang van zaken in het huis in psychosociale zin te verrijken. Deze directeur wist bij een subsidiefonds een grote geldsom te bemachtigen, maar zat met een probleem. Immers, als je als ziekenhuis geld tekort kwam, werd dat het volgend jaar gewoon aangevuld. Er moest dus een projectplan komen, waarvoor ik door het NCGV een dag per week werd uitgeleend. De financieel/organisatorische opzet kwam voor mijn rekening, maar PAAZ-medewerkers bleken weinig inzetbaar in de rest van het ziekenhuis en diverse externe deskundigen werden in de loop van drie jaar ingehuurd voor andere deelprojecten:
- opzet: projectmatig werken in een algemeen ziekenhuis (de Stichting Phoeg),
- onderzoeksproject: symbolisch interactionisme (dag in dag uit observeren wat er met een ernstig ziek kind gebeurde in psychosociale zin),
- samenwerkingsproject: sensitivity training van de PAAZ-medewerkers zelf,
- ethisch project: nierdialyse-protocol, S.E.M. Everwijn, Intake en begeleiding van haemodialysepatienten, 'Hulpverlenen en veranderen' (1976),
- voorlichtingsproject: J. Wellen en J. Mastboom, Psychosociale problemen in algemene ziekenhuizen, Van Lochem Slaterus, Deventer 1976.