Informatiekunde

Bij onze in 2013 tweejarige kleinzoon, Herman, zag ik het weer. Eerst herkent hij een giraf met een lange nek in een boekje, vervolgens neemt hij er een paar waar in Artis, dan ontdekt hij dat hun leefgebied gedeeld wordt met wat zebra's vol strepen. Kortom, leren gaat via een ratjetoe van objecten waarnemen, namen noemen en plaatjes zien, kenmerken en partitieve relaties onderscheiden, termen gebruiken en definities geven. Binnenkort leert hij hun namen te schrijven!

Dit alles speelt zich op verschillende niveaus van informatieverwerking af, maar als je de objecten waarneemt, de begrippen ervan vormt, de woorden ervoor gebruikt en de letters voor die woorden schrijft, realiseer je je dat steeds een selectie plaatsvindt. Van een object met een keuze van kenmerken vorm je slechts enkele van de mogelijke begrippen, enkele van de mogelijke relaties, enkele van de mogelijke termen, bijvoorbeeld alleen in de Nederlandse spelling.

Informatieverwerking is dus primair een reductie van de werkelijkheid. Als je vervolgens die infomatie communiceert naar iemand anders, bijvoorbeeld een Engelse bioloog, dan zie je dat de reductie gewoon doorgaat. Hij weet dat een kind dat 'giraf' schrijft niet veel meer dan de naam kan kennen. Hij herkent uit giraf het Engelse giraffe waarvan hij veel meer begrip heeft (een hertachtig , herkauwend dier met zeer lange hals, geel en bruin gevlekte huid en kleine horens, Giraffa camelopardalis, een species in relatie tot de genus Giraffidae). Hij vraagt zich af of het kind al begrijpt dat het om het kenmerk 'lange hals' gaat, of dat het enkel een term bij een plaatje is. Feitelijk weet hij nog niet zeker of de werkelijke giraffe vanwege het eerder geziene plaatje wordt begrepen, of alleen de term wordt geïmiteerd die zijn opa zegt over het waargenomen object.

In de communicatie tussen zender en ontvanger vindt informatieoverdracht plaats, maar of we elkaar werkelijk begrijpen is de vraag; het is niet alleen afhankelijk van elkaars waarneming van het object, maar ook van de inschatting van de kwaliteit van die waarneming over en weer.

Vervolgens is het de vraag of we als zender dicht bij de werkelijkheid willen blijven door het object als geheel en het begrip als geheel, het gehele beest de naam 'giraf' geven, een direct verwijzende term. Of willen we geen informatie verliezen en nemen we afstand tot de werkelijkheid met alle beschikbare kennis over kenmerken, relaties en definities van het object die in indirecte termen ernaar verwijzen. Het quizspelletje 'Raden maar': het is dierlijk, heeft een lange nek en aflopende rug en Dikkertje Dap gebruikte deze als glijbaan.

Frank Flier heeft in zijn dissertatie laten zien dat medische kennis divers van kwaliteit is. Van sommige aandoeningen weten we nagenoeg niets en beperken we ons tot een naam en van andere weten we nagnoeg alles en vervangen we de naam syndroom van Down door trisomie 21, een 100% zeker bepalend kenmerk. Daartussen bevindt zich een heel spectrum van onderkende ziekten, die medici wisselend kunnen onderscheiden. Vanwege die wisselende kenniskwaliteit zouden SNOMED en de ICD-10, waarin allerlei soorten direct en indirect verwijzende termen voorkomen, monumentale vergissingen zijn (p. 98). Flier vindt het wenselijk de wetenschap van het definiëren en classificeren van termen te ontwikkelen op basis van hun verwijzende betekenis, in het bijzonder de nosologie voor wat betreft medisch diagnostische termen.

Mij is niet bekend of er sinds 1996 iets gedaan is met de smeekbede waarmee zijn studie einidgt.
Waarom het gebruik van de ICD-10 als een doelgerichte objectclassificatie (zie de eindklasse) dan toch het meest uitvoerbare alternatief is, zal aldaar worden beschreven.